Om half 9 ratelt de wekker. Vandaag is een reisdag, dus we moeten een beetje op tijd opstaan. Spullen inpakken, rommel opruimen, bedden weer terugbrengen in de oude staat, etc etc. Het lijkt heel wat, maar we worden er al handiger en sneller in. We hebben allebei onze eigen rommel en als de één eerder klaar is dan de ander, helpen we elkaar, zodat we eigenlijk in een half uurtje reisklaar zijn.
Met de zware rugzakken op sjouwen we naar de receptie, waar we rond een uur of 10 opgehaald zullen worden door het minibusje. We drinken nog een emmertje Nescafé op het terras en leggen de laptop nog even aan de stroom, want het is maar de vraag wanneer wie die weer eens fatsoenlijk op kunnen laden. Tegen half elf rijdt de minibus voor en stappen we in. Er zitten maar 3 andere mensen in, dus we hebben de hele achterbank voor onszelf. Al snel laten we Tana Ratah achter ons en slingeren we door de bergen naar onze volgende bestemming. Na een half uurtje bergen en oerwoud bekijken, hebben we dat ook wel gezien en doen we een dutje of lezen we wat.
Om half één hebben we onze lunchstop, wat tevens het punt is waar we in de volgende bus moeten stappen. Bagage overladen (Maleisiërs blinken meestal niet uit in hulvaardigheid) en we nemen een plek in op de voorbank, waar we tenminste voldoende beenruimte zullen hebben. In tegenstelling tot de express-bussen, zijn deze stoelen ontworpen voor de lokale bevolking en ik heb het idee dat ik maar half op de stoel pas. Maar goed, het kan niet altijd feest zijn.
Na een tankstop van een minuut of 10, rijden we daarna door enorme palmenplantages heen. Voor zover het oog rijkt, staan er dezelfde palmen. We hebben geen idee wat daar geoogst wordt, kokosnoten- of bananenpalmen zijn het niet, dus we gokken dat ze voor palmolie bedoeld zijn. Maar het blijft een gok. Om 5 uur komen we in Jerantut aan, waar we er bij een reisburo-achtige toestand uit moeten en meteen worden opgewacht door een persoon die papieren uitdeelt, waarmee de verplichte parkvergunningen worden aangevraagd. We moeten betalen voor toegang naar het Taman Negara park en voor het gebruik van fototoestellen, maar dat kost slechts 12 ringgit. Op dat moment gaan de wolken weer open en komt het water weer met bakken uit de lucht.
Een paar minuten later stopt er een grote bus voor de deur, waar we met rugzak en al in moeten. Niks onderin, de hele handel wordt op een paar voorstoelen opgestapelt. Als je op tijd bent, kan je de tocht naar het park met de boot maken, maar daarvoor zijn we te laat. Terug zijn we van plan om wel de boot te pakken, zodat er nog een mooie boottocht op het programma staat.
Om half 7 zijn we dan in Kuala Tahan, een gehucht aan de Tahan rivier. Het nationale park ligt aan de overkant van de rivier. De tocht met de bus ging dwars door het oerwoud heen met hier en daar weer een palmplantage. Door het tijdstip en de dalende temperaturen, hangen grote gedeeltes van het bos in de wolken, een erg mooi gezicht. Je kan nog geen meter het bos inkijken, zo dicht staan de bomen en struiken op elkaar.
We moeten nog even in de bus wachten op iemand die ons meer informatie komt geven. Het blijkt dat we de officiële permit voor het park nog op moeten halen bij één of ander drijvend restaurant, maar dat is van later zorg. Pam en ik zijn niet van die kuddedieren, dus zodra we weg kunnen, wandelen we in de richting van het door ons gekozen hostel. Het is nog een aardig stukje lopen met de zware bagage op onze rug en als we een vrolijk gekleurd guest house voorbij lopen, besluiten we om daar eerst maar eens te gaan kijken. De kamer met eigen badkamer ziet er goed uit en op de muren zijn allerlei vrolijke bloemen geschilderd. Helemaal goed, hier blijven we. We blijken zelfs een balkonnetje te hebben. En als de zon dan langzaam ondergaat, begint het jungleconcert van cicades en andere herrie makende beesten, waarvan we niet weten wat het zijn.
Tussen acht en half negen kunnen we onze toegangspassen ophalen, maar de Ramadan is vandaag begonnen en er gaat natuurlijk één en ander mis. We moeten maar om een uur of negen terugkomen. Eerst maar eens wat eten en we kiezen een ander drijvend restaurant uit, aangezien we geen zin hebben om tussen de meute andere backpackers te zitten, die ook bij ons in de bus zaten. We gaan zo lekker onze eigen gang, zonder elke keer met dezelfde mensen op te "moeten" trekken. Als we dan om half tien besluiten om de passen alsnog op te gaan halen, blijken die er nog steeds niet te zijn. Blijkbaar is het bij sommige mensen niet helemaal doorgedrongen dat vandaag de Ramadan begonnen is en gaat het allemaal wat anders dan normaal. Veel excuses, maar ach, wat maakt het uit. Dan maar de volgende ochtend, ook geen enkel probleem.
We lopen nog wat door het kleine dorpje, waar anderhalve straatlantaarn brand, dus al teveel kunnen we niet zien. Hoog op de oever staan diverse guesthouses, voornamelijk met slaapzalen. Als je ziet wat voor achennebbis zooitje het hier en daar is, voornamelijk met stapelbedden, zitten wij toch een stuk beter. Nog even een fles water halen en we lopen door het stille plaatsje terug.
Tot onze vreugde heeft onze kamer voor de verandering wel een stopcontact, dus besluiten we om maar eens een welverdiende kop koffie te zetten. Maar de vreugde is van korte duur, als deze niet geheel bljkt te werken, zoals hij zou moeten doen. Zelfs met de verloopstekker krijgen we geen enkele sjoege uit het ding. Op de gang ontdekken we echter nog een stopcontact en daar doet onze dompelaar het wel. Een heerlijk bakkie Nes is onze beloning. Het rare is, dat als we stekkers van de opladers van de camera's en laptop er zo voorzichtig insteken, we wel stroom krijgen. Raar, maar we hebben tenminste peut en dan zetten we wel koffie op de gang.
We slapen heerlijk en de volgende ochtend doen we rustig aan. Passen halen voor het park en we steken de rivier over. Hier in het park kan je diverse tochten maken, een paar kan je zelf doen en staan aangegeven, maar voor de rest moet je een gids huren.Min of meer het hoogtepunt van het park is de Canopy Walkway, een reeks hangbruggen met een totale lengte van 530 meter, die dwars door de boomtoppen leidt op soms wel een hoogte van 45 meter. Fijn als je hoogtevrees hebt, zoals ik. Maar ik laat me niet kennen en als we na een half uurtje door het oerwoud lopen bij de hangbruggen komen, sjok ik trouw achter Pam aan. Het blijkt allemaal reuze mee te vallen, zolang ik maar niet over de wiebelige touwen ga hangen en recht naar beneden kijk. Ik moet zeggen, het is zeker een hoogtepunt, want je komt op plaatsen die je vanaf de grond nooit ziet. Door de herrie van de bezoekers (de planken op de hangbruggen maken nogal herrie als je erop loopt), laten dieren zich niet zien, maar het is zeer zeker de moeite waard. In het gebouwtje aan het einde schijnen 2 slangen tussen de balken van het dak te zitten, dus ik vertrek met camera weer naar binnen. Als ik denk dat ik er 1 ontdekt heb, staan er al snel een man of 10 naar dezelfde hoek te staren. Als ik een foto met flits maak, helpt dat ons allemaal uit de droom, want er staat niets meer dan een blad op de foto. Jammer, maar ook leuk, want ik heb 10 man naar een blad laten loeren.
Na de hangbrug besluiten we om naar de top van een berg te klimmen, via een veel betreden pad. Het is een hele klim en onderweg moeten we een aantal keer pauze houden, terwijl mijn shirt ondertussen helemaal doorweekt is van het zweet. Maar boven is het uitzicht over een groot deel van het bos onze beloning. We kunnen blijkbaar nog verder en klimmen nog verder door. Na een paar honderd meter is ook hier weer een plateau met mooi uitzicht.
We hebben nu 2 keuzes. Of we gaan dezelfde weg terug, of we besluiten om langs een ander pad af te dalen, dat hier begint. Al snel snappen we waarom de meeste mensen via dezelfde route heen en weer lopen. Het pad is vele malen stijler en minder begaanbaar dan de trail op de heenweg. Maar omdat we alleen maar afdalen, is het gelukkig veel minder vermoeiend en op de meeste plekken zitten er touwen langs het pad, waar je je aan vast kan houden en is het goed te doen, mits je maar een beetje oppast. Het pad volgen blijkt niet zo'n probleem en voor ons dalen ook twee Australische meisjes af, die we regelmatig voor ons horen. Als we dan ineens voor hun staan en te horen krijgen, dat het pad ophoudt, lijkt het erop dat we verkeerd gelopen zijn. Dat kan niet, want ik heb nergens een afslag gezien, zeg ik.
We dalen met ons vieren nog een stuk door een droge rivierbedding, maar het houdt dan toch echt op. Eén van de meisjes besluit terug te keren en als we achter haar aanlopen, blijkt al snel dat we verkeerd zitten. Op dat moment worden met onze neus op de feiten gedrukt, hoe makkelijk je hier kan verdwalen. Alles lijkt op elkaar en het is niet te zien, waar we zojuist vandaan gekomen zijn. Gelukkig zullen er niet al teveel rivierbeddingen zijn, hebben we maar een paar meter gelopen en er is maar één omhoog, Binnen 5 minuten hebben we dan ook de juiste weg terug gevonden en als we aan het begin van de rivierbedding zijn, komen we een andere toerist tegen, die ook de alternatieve route heeft gekozen. En precies op dat punt, zijn we fout gelopen, we hadden daar af moeten slaan. Nu met ons vijven, vervolgen we onze weg door het zeer dichte, maar mooie oerwoud.
Uiteindelijk bereiken we het einde van het pad, waar gelukkig duidelijk borden staan die ons vertellen waar we heen moeten. Daar ontdekken we ook dat een aantal van ons een aantal ongewenste passagiers in de vorm van bloedzuigers heeft opgepikt. Ondanks mijn hoge schoenen en lange broek, blijk ik ook slachtoffer te zijn en blijkt er zich één dwars door mijn sok aan mij tegoed te doen. Gelukkig zijn bloedzuigers alleen maar vervelend en niet giftig, maar als je ze weghaalt, blijven de wondjes lang doorbloeden.
Ik ben ondertussen helemaal gesloopt, ook omdat ik 's morgens niet heb ontbeten en we door ons water heen zijn. Gelukkig kan ik wat te eten en drinken krijgen van de anderen, dus dat houdt me gaande. Het pad is dan weer makkelijk, dan weer smal en moeilijk en regelmatig komen we erachter dat we weer een bloedzuiger hebben opgepikt. Er zit er zelfs één vlak onder mijn knie en ook Pam heeft er eentje te pakken. Het is uiteindelijk nog een hele tippel naar het kamp en ik ben blij dat ik me op een bankje kan laten zakken. Ik wist niet dat ik zo moe kon zijn en was echt blij dat we er waren. Gelukkig is er een winkeltje en na een half uurtje rust met een colaatje, een Snickers en een aantal flinke slokken water, kom ik weer wat bij en gaan we terug naar ons hostel, waar een welverdiende douche en een bed met fan op ons wacht.
Na de inspannende trekking van gisteren, ben ik als een blok in slaap gevallen en werden we pas laat wakker. Aangezien er niet veel anders te doen is dan wandelingen door de jungle - en daarvan hebben we gisteren al genoeg gehad - besluiten we om vandaag lekker een dag niks te doen. We gaan op pad naar het lokale reisburootje om de terugreis te regelen naar Jerantut, vanwaar we door zullen reizen naar Kuala Lumpur. Aangezien er geen bank is in Kuala Tahan en we nogal krap in de ringgits komen te zitten, besluiten we om toch maar de bus terug te nemen in plaats van af te sluiten met een boottochtje. Eerst hebben we bij de lokale sauna (mini market onder een golfplaten dak) inkopen gedaan voor de rest van de dag. Onze lunch en diner bestaan uit witbrood met pindakaas, cake en pindakoeken en voor 's avonds, noodles uit een plastic bak. Zo hebben we precies genoeg geld om de dag door te komen. Het is zelfs zo erg, dat ik aan het einde van de dag nog 20 Sen te kort kom om een fles water te kunnen kopen, maar die krijgen we kado. We hebben echt geen rooie rotringgit meer.
We blijven lekker in de schaduw, wat wel erg verstandig is. We hebben voor de grap de thermometer in de zon gelegd en die stijgt tot maar liefst 55 graden. Het zou meer kunnen zijn, want hoger wil hij niet. In de schaduw (slechts 35 graden) en het zachte briesje en met een boek komen we de middag prima door. Een zelfgezette kop thee met cake erbij en we luieren heerlijk door. Klaar voor weer een dagje reizen.
Lees ook deel 5 van dit verslag »